Jouw vragen in beeld
Het Nationaal Programma RES heeft een aantal illustraties ontwikkeld die op een laagdrempelige en overzichtelijke wijze antwoord geven op veelgestelde vragen rondom de energietransitie. Wat zijn bijvoorbeeld de voordelen van windmolens ten opzichte van zonnevelden? Bekijk illustraties.
De RES (Regionale Energie Strategie) is een samenwerking tussen overheden, maatschappelijke partners, inwoners en bedrijven. Samen hebben we keuzes gemaakt over:
De RES is ook een ‘product’ dat is ingediend bij het Rijk. De keuzes die we maakten zijn hierin vastgelegd. De RES heeft een horizon van 2030 met een doorkijk naar 2050.
De RES is een samenwerking tussen de vijftien gemeenten in Noord- en Midden Limburg, Provincie Limburg, het Waterschap en Enexis. Samen vormen wij de RES-regio Noord- en Midden Limburg. We maken samen met maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners keuzes voor een duurzamer Noord- en Midden Limburg. Naast een samenwerking is de RES ook een 'product' waarin staat beschreven welke strategie we hanteren om lokale/regionale energiedoelstellingen te bepalen en te behalen.
In 2019 heeft Nederland in het Klimaatakkoord afgesproken dat onze CO2-uitstoot in 2030 49% lager moet zijn dan in 1990. En in 2050 zelfs 95% lager. De 30 RES-regio’s in Nederland onderzoeken hoe ze hier aan bij kunnen dragen. Duurzame oplossingen, zoals grootschalige wind- en zonprojecten en warmtenetten, gaan vaak over gemeentegrenzen heen. Hier is regionale afstemming voor nodig. Daarnaast zorgt de RES ervoor dat partijen elkaar vinden, kennis met elkaar delen en samenwerken.
Met de RES (Regionale Energie Strategie) kijken we naar moeilijke vraagstukken die we alleen kunnen oplossen door als regio samen te werken en afspraken te maken. Denk bijvoorbeeld aan de volle elektriciteitsnetten. Deze kunnen we efficiënter benutten door projecten regionaal met elkaar af te stemmen. Daarnaast heeft iedere gemeente de enorme opgave om in 2050 alleen nog maar duurzame warmte te gebruiken voor onze woningen en gebouwen. Als regio doen we samen onderzoek naar welke mogelijkheden onze regio biedt. Bijvoorbeeld warmte uit de Maas of restwarmte van fabrieken.
Elke gemeente heeft ook haar eigen beleid. De RES levert hier input voor. Dit gemeentelijk beleid is veel concreter. Het gaat bijvoorbeeld over waar windturbines en zonneparken zijn toegestaan en onder welke voorwaarden. Elke gemeente maakt ook een eigen plan van aanpak voor hoe elke wijk over kan gaan naar duurzame warmte in 2050. Veel gemeenten hadden al een eigen beleid voordat de RES werd opgesteld. De keuzes uit dit beleid zijn meegenomen in de gesprekken over de RES 1.0. Het gemeentelijk beleid is en blijft leidend voor de verduurzaming van jouw gemeente. Gemeenten stellen dit samen met de omgeving, waaronder inwoners, op.
De definitieve RES 1.0 is op 1 juli 2021 vastgesteld door de gemeenteraden, Provinciale Staten en het algemeen bestuur van Waterschap Limburg en ingediend bij het Rijk. We zitten nu in de uitvoering van de RES. Op grond van ervaringen, nieuwe inzichten en nieuwe ontwikkelingen stellen we de RES elke twee jaar opnieuw bij.
Op 1 juli 2021 dienden we de RES 1.0 in bij het Rijk. Op grond van ervaringen, nieuwe inzichten en nieuwe ontwikkelingen stellen we de RES elke twee jaar opnieuw bij. Na 1 juli 2021 zijn we gestart we met de uitvoering van de RES 1.0. Gemeenten, provincie, waterschap en Enexis staan nu, samen met de omgeving, aan de lat om de afspraken uit de RES waar te maken. Deze afspraken worden door de volksvertegenwoordigers in onze regio, vastgelegd in een uitvoeringsconvenant. Onderdeel van dit convenant zijn in ieder geval de afspraken over de verankering van de RES in het omgevingsbeleid en de afspraken over de toekomstige regionale samenwerking. Elke gemeente stelt voor haar eigen gemeente haar beleid vast (maatwerk), waarbij de RES de basis is.
De vijftien gemeenten in Noord- en Midden Limburg, Provincie Limburg, Waterschap Limburg en Enexis hebben de onderstaande ambities met elkaar afgesproken.
Iedere gemeente onderzoekt hoe ze op lokaal niveau hier invulling aan kan geven. Dit is maatwerk, want iedere gemeente is anders.
In de RES richten we ons op 2030, maar landelijk zijn ook afspraken gemaakt voor 2050. Daarom kijken we ook alvast vooruit naar 2050. Zo kunnen we inspelen op ontwikkelingen die we nu al zien aankomen. Zoals het gebruik van waterstof en de opslag van elektriciteit in grote batterijen. Na 2030 groeit de vraag naar duurzame elektriciteit door. We gaan steeds meer elektrisch rijden en elektrische warmtepompen gebruiken om onze huizen duurzaam te verwarmen. We hebben hiervoor extra zonnepanelen en windmolens nodig. Ook deze groeiende vraag naar duurzame elektriciteit nemen we mee.
De RES wordt bestuurlijk vastgesteld door de gemeenteraden, Provinciale Staten en het algemeen bestuur van het waterschap. Het in de RES opgenomen beleid is dan bindend voor deze organisaties zelf. Voor anderen geldt dit pas als de projecten en plannen uit de RES worden vastgelegd in de omgevingsvisies, omgevingsplannen, omgevingsverordening en programma’s van de verschillende overheden.
De huidige brandstoffen die we gebruiken, zoals aardgas, raken op en zorgen voor een hoge CO2-uitstoot. Die uitstoot tast onze omgeving steeds verder aan. Daarom moeten we zo snel mogelijk overstappen naar duurzame alternatieven. Het is niet meer de vraag óf we over moeten stappen, maar hoe we dit gaan doen.
Deze energietransitie is een opgave, maar zeker ook een kans.
De keuzes die we in de RES maken, hebben invloed op ons allemaal. Daarom willen we maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners betrekken bij deze keuzes. Zo kunnen we hun kennis, ideeën, wensen en inzichten meenemen in onze aanpak. Gemeenten zijn lokaal al hard aan de slag om te verduurzamen en betrekken hun inwoners hierbij. De inbreng die gemeenten van inwoners ontvangen, nemen wij mee in de RES. Op regionaal niveau gaan we vooral met vertegenwoordigers van inwoners zoals raadsleden in gesprek en met belangenorganisaties zoals natuurorganisaties en ondernemersverenigingen.
Inwoners worden op verschillende manieren betrokken:
De keuzes uit de RES hebben een grote impact op onze leefomgeving. Daarom kiezen we voor een zorgvuldig proces. De RES is pas het begin van dit proces. De keuzes die we hierin maken leggen gemeenten eerst vast in hun lokale beleid. En voordat er daadwerkelijk een vergunning wordt afgegeven voor bijvoorbeeld een windmolen, moeten er veel stappen zijn doorlopen. Inwoners worden bij elke fase en bij elke stap betrokken.
We streven ernaar dat minimaal 50% van de zon- en windprojecten in de regio lokaal eigendom is. Dit betekent dat inwoners de kans moeten krijgen om voor minimaal de helft eigenaar te worden van deze projecten. Daarnaast vinden we het belangrijk dat de opbrengsten uit de projecten terecht komen bij de lokale omgeving. Ook als je geen eigenaar bent. In Limburg zijn al veel goede voorbeelden zoals Burgerwindpark Ospeldijk en Windpark Neer.
Naast lokaal eigendom streven we ook naar lokaal medezeggenschap bij zon -en windprojecten. Dit betekent dat inwoners en bedrijven de kans moeten krijgen om mee te praten en te beslissen over duurzame projecten in hun omgeving. Zo kunnen we hun kennis, ideeën, wensen en inzichten meenemen. De komende periode gaan we een handreiking maken voor hoe we lokaal eigendom en lokaal medezeggenschap in praktijk kunnen bereiken.
Het thema energiebesparing is geen verplicht onderdeel van de RES. Als Noord- en Midden Limburg hebben we bewust gekozen om juist energiebesparing wel mee te nemen in onze RES. Want wat niet wordt verbruikt, hoeft ook niet worden opgewekt. We zetten daarom ook fors in op energiebesparing. Dit is misschien wel de grootste opgave die we hebben. We kunnen het energiegebruik echter niet tot nul reduceren. Wel kunnen we de energie die we verbruiken, duurzaam opwekken. Naast het besparen van energie blijft het dus nodig om energie duurzaam op te wekken.
We willen 25% minder CO2 uitstoten dan in 2015. Dit doen we door minder aardgas en elektriciteit te gebruiken. Aardgas besparen we door gebouwen beter te isoleren. Hierdoor hebben we minder warmte nodig. Elektriciteit besparen we door bijvoorbeeld ledverlichting te gebruiken. Daarnaast willen we ook energie op kleine schaal opwekken. Met kleine schaal bedoelen we zonnepanelen op daken van woningen en kleine gebouwen. We willen gemiddeld tien zonnepanelen op 70% van de geschikte daken leggen. Hierdoor hebben we minder grote projecten, zoals windmolens en zonneparken, nodig.
Als regio komen we met een doelgerichte aanpak om inwoners, bedrijven, organisaties en overheden te ondersteunen bij het besparen van energie. Het (beter) isoleren van de gebouwen in onze regio is hierin de grootste opgave.
In deze aanpak beschrijven we:
De winning van aardgas veroorzaakt trillingen in de aarde en zorgt voor een hoge CO2-uitstoot. Dit heeft een negatieve invloed op onze omgeving. Nederland heeft daarom de ambitie gesteld om in 2050 alleen nog maar gebruik te maken van duurzame warmte. Dit betekent dat we onze huizen in de toekomst anders gaan verwarmen en niet meer op aardgas kunnen koken. Gemeenten gaan per wijk beschrijven hoe die wijk van het aardgas af kan; dat gaat stap voor stap. Ze maken daarvoor een Transitievisie Warmte (TVW) die in 2021 klaar moet zijn. In de RES onderzoeken we welke duurzame warmtebronnen er in onze regio zijn zoals restwarmte van fabrieken en warmte uit de Maas (aquathermie). Gemeenten nemen dit mee in hun plannen.
Uit de eerste regionale analyses uit de RES blijkt extra isolatie in combinatie met een (hybride) warmtepomp voor de meeste woningen de beste oplossing. Een warmtepomp kan in plaats van of in combinatie met je cv-ketel worden gebruikt. De pomp haalt warmte uit de lucht, bodem of grondwater. Een (hybride) warmtepomp heeft wel elektriciteit nodig. Daarvoor moeten we dus meer elektriciteit duurzaam opwekken.
Daarnaast gaan we andere mogelijkheden zoals restwarmte van fabrieken, warmte uit water (aquathermie), warmte uit zon (zonthermie), warmte uit de aarde (geothermie) en groen gas nog verder onderzoeken. Aardwarmte en groen gas lijken de meeste kansen te bieden voor onze regio. Aardwarmte kunnen we alleen nog niet toepassen omdat er op dit moment wordt onderzocht of dit trillingen in de aarde veroorzaakt.
In de RES hebben we eerste analyses gemaakt. Daarnaast hebben gemeenten plannen gemaakt waarin ze aangeven hoe wijken in hun gemeente stap voor stap over kunnen gaan naar duurzame warmte. Dit plan heet een Transitievisie Warmte (TVW).
Vooralsnog kan waterstof niet als toepassing worden meegenomen in de RES. Waterstof is alleen duurzaam als het gemaakt wordt met duurzaam opgewekte elektriciteit. Daar hebben we nog niet genoeg van. Er lopen nu een aantal grotere en kleinere onderzoeks- en proefprojecten in Nederland om groene waterstof te maken. Die zijn nodig om groene waterstof over een tijdje op grote schaal te kunnen gebruiken. De eerste toepassingen van groene waterstof op grote schaal zullen naar verwachting in de industrie plaatsvinden. Elke twee jaar herijken we de RES zodat we ontwikkelingen als waterstof alsnog mee kunnen nemen in onze plannen.
We willen in 2030 1.200 GWh (gigawattuur) duurzame elektriciteit opwekken. Dit doen we door zonnepanelen op daken, zonnepanelen op land en windprojecten op land. Deze ambitie moet in 2030 behaald zijn en de vergunningen voor deze projecten moeten in 2025 verleend zijn.
In totaal willen we 1.200 GWh aan grootschalige duurzame elektriciteit opwekken in 2030. Op meerdere plekken in onze regio liggen al zonnepanelen en staan al windmolens. Deze wekken samen 205 GWh op. Ook staat er al een aantal nieuwe projecten in de planning die samen gaan zorgen voor een extra 900 GWh. Deze projecten zijn aangedragen door gemeenten. Inwoners worden op lokaal niveau betrokken bij de locatiekeuze voor deze projecten. De opgave die dan nog overblijft (95 GWh) kunnen we invullen met zonnepanelen op grote daken. Daarvoor zijn genoeg mogelijkheden in onze regio. We maken daarvoor een plan van aanpak.
Het landschap om ons heen verandert continu om in de behoeftes van ons als mens te voorzien. Er komen nieuwe wegen bij en er worden nieuwe woonwijken gebouwd. Zo komen er ook steeds meer windmolens en zonneparken bij om onze elektriciteitsbehoefte in te vullen. Dat ze er komen staat vast, want we moeten over op duurzame alternatieven om onze omgeving niet nog verder aan te tasten. Dat neemt niet weg dat we het landschap ontzettend belangrijk vinden. Dat we de landschappelijke kwaliteiten in onze regio borgen, hebben we daarom ook opgenomen in de uitgangspunten die we samen hebben opgesteld. Elke gemeente gaat kijken hoe ze hier invulling aan gaat geven of heeft dit al gedaan. De realisatie van windmolens en zonneparken is een zeer zorgvuldig proces. Er wordt bij elk project uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten op onder andere het landschap, de gezondheid en de natuur.
Netbeheerder Enexis is vanaf het begin betrokken bij de RES. Zij brengen in kaart of het huidige elektriciteitsnet voldoet en welke aanpassingen er nodig zijn. Dit wordt meegenomen in de keuzes die we moeten maken. Er zullen in ieder geval uitbreidingen van het net nodig zijn, welke keuze wij ook maken.
Er zijn zowel windmolens op zee nodig als op land om als Nederland onze ambities te behalen. In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken om 49 TWh op zee te realiseren en 35 TWh op land. Met de RES kijken we alleen naar de opgave voor duurzame elektriciteit op land en waar en hoe deze opgave het beste gerealiseerd kan worden.
Om onze ambities te behalen is het nodig om zowel zonnepanelen op daken te leggen als zonneparken en windprojecten te realiseren. Er is niet voldoende (geschikt) dakoppervlakte in Nederland beschikbaar om onze ambities te behalen.
We hebben de voorkeur om een combinatie van zon en wind te realiseren. Dit geniet vanuit ruimtegebruik, netaansluiting en kosten de voorkeur. Zon en wind vullen elkaar goed aan. In de winter waait het meestal harder en in de zomer schijnt de zon vaak feller. Hierdoor zorgen we ervoor dat er altijd genoeg duurzame energie beschikbaar is en wordt de belasting op het netwerk beter verdeeld. Daarnaast is er bij een combinatie van zon en wind minder ruimte nodig.
Het Planbureau voor de Leefomgeving gaat ervan uit dat het bouwen van een nieuwe kerncentrale meer dan tien jaar in beslag neemt. Hierdoor is het niet mogelijk om een kerncentrale als bron mee te nemen in onze plannen voor 2030. Voor nieuwe concepten van kernenergie (zoals op basis van thorium of splijtstof in plaats van het gebruikelijke uranium) is nog veel onderzoek nodig. Thoriumreactoren zijn nog nergens commercieel gerealiseerd. Volgens Nederlandse deskundigen kan dat nog wel enkele decennia duren. Het is dus praktisch onmogelijk om voor 2030 commerciële thoriumreactoren in bedrijf te hebben, en zelfs 2050 lijkt lastig haalbaar. De RES wordt elke twee jaar geactualiseerd. Als het door nieuwe ontwikkelingen op dat moment mogelijk is om kernenergie wel mee te nemen inde RES, dan kunnen we de RES daarop aanpassen.